Ton van de Ven
Ton van de Ven op het Fata Morgana-plein in 2008
Ton van de Ven op het Fata Morgana-plein in 2008
Volledige naam Antonius Hendricus Maria van de Ven
Alias Ton
Geboren Eindhoven, 1 januari 1944
Overleden Tilburg, 16 september 2015
In dienst 1 april 1965
Uit dienst 31 januari 2003
Beroep industrieel ontwerper en creatief directeur
Nationaliteit Nederlands
Bekend als de ontwerper van het Spookslot, Fata Morgana, Droomvlucht, Villa Volta, het Huis van de Vijf Zintuigen, het Volk van Laaf, de Trollenkoning en nog veel meer.
Personen

Antonius Hendricus Maria (Ton) van de Ven (Eindhoven, 1 januari 1944 - Tilburg, 16 september 2015) was ontwerper en creatief directeur van de Efteling van 1965 tot 2003.

Van de Ven wordt gezien als één van de belangrijkste personen in de ontwikkeling van de Efteling tot een groot en succesvol themapark. Als opvolger van Anton Pieck ontwierp hij het grootste deel van de attracties die van eind jaren 70 tot begin jaren 00 in de Efteling werden geopend. Door middel van een stijl die dicht ligt bij die van Pieck en zijn kunde op het gebied van ontwerp en materiaalgebruik, wist hij mede de Efteling tot een uniek, vernieuwend en vooraanstaand themapark te maken.

Ton van de Ven was getrouwd en had drie kinderen. Hij overleed op 16 september 2015, op 71 jarige leeftijd, aan de gevolgen van een hersenbloeding die hem de dag ervoor had getroffen.[1]

Jeugd

Van de Ven woonde in zijn jonge jaren in het dorpje Acht, in de bossen vlakbij Eindhoven. De ouders van Van de Ven waren van 1950 tot april 1965 de eigenaars van Camping Eindhoven. Het was in deze omgeving waar Ton droomde over sprookjes en interesse ontwikkelde voor tekenen, gestimuleerd door zijn vader.

Op 11-jarige leeftijd leerde hij de Efteling kennen tijdens een schoolreisje. Hoewel hij eigenlijk wat teleurgesteld was door de vele poppen, die toen nog niet bewogen en niets zeiden, lag het park vanaf dat moment opgesloten in zijn hart. "De Efteling draag je ook als volwassene met je mee," aldus Van de Ven.

Eenmaal op school wilde Van de Ven oorspronkelijk biologie studeren, maar onder andere door het falen voor het vak wiskunde, maakte hij deze opleiding niet af en ging naar de Akademie voor Industriële Vormgeving. Op die opleiding was hij al eigenzinnig en had hij een voorliefde voor nostalgie en romantiek. Voor zijn eindexamen bewerkte hij het verhaal van de Rattenvanger van Hamelen op verschillende grafische manieren. Zijn docenten raadden hem af om met iets dergelijks te komen, maar desondanks slaagde Van de Ven in 1963.

Carrière

Sollicitatie bij de Efteling

In 1965 solliciteerde Van de Ven bij de Efteling naar aanleiding van een advertentie in het Eindhovens Dagblad waar om een functionaris werd gevraagd die leiding kon geven aan de afdeling Ontwerp en Ontwikkeling. Bij het tweede sollicitatiegesprek was ook de toenmalige ontwerper Anton Pieck aanwezig. Deze sprak tijdens het hele gesprek geen woord, maar stelde Van de Ven uiteindelijk één vraag: "Beheerst u het perspectief?" De jonge ontwerper maakte een leugentje om bestwil. Na het sollicitatiegesprek keerde Van de Ven nog terug met de boodschap "Heren, ik wil deze baan heel graag", om vervolgens zonder op een antwoord te wachten de deur te sluiten. Van de Ven werd uit dertien sollicitanten geselecteerd. In de Adviseursbespreking van 14 juli 1965 werd dat alsvolgt besloten:[2]

De heer Pieck meent, dat zijn capaciteiten van tekenaar wel aanwezig zijn en de indruk zeer serieus is. De heer Reijnders vraagt zich af of hij technisch voldoende geschoold is om in deze afdeling te werken. De heer Diender vindt het de moeite waard deze man aan te nemen en te proberen op welke wijze wij zijn capaciteiten kunnen benutten.

Zelf had Van de Ven niet de bedoeling lang bij het bedrijf te blijven werken. De Efteling zag hij als "een reddingsboei"; bittere noodzaak om een salaris te hebben voor hem en zijn gezin (Van de Ven had op dit moment al een dochter), met het plan na een jaar weer te vertrekken en een 'serieuze baan' te vinden.[3]

De eerste jaren bij de Efteling

Testmodel van een kikker, rechts Anton Pieck en links Ton van de Ven

Op grond van zijn opleiding werd van Ton verwacht leiding te geven aan oudere collega’s, maar Ton had daar geen behoefte aan. De taak die Van de Ven op zich nam, was de schetsen en "vingerwijzingen" van Anton Pieck te vertalen naar duidelijke werktekeningen voor de werklui die de attracties moesten bouwen. Pieck leerde op deze manier beter welke van zijn tekeningen ook daadwerkelijk zo gebouwd konden worden, en Van de Ven leerde op zijn beurt de stijl van Anton Pieck beter kennen. In het eerste half jaar hield Ton zich wat op de achtergrond op de afdeling, maar na de sfeer te hebben geproefd begon hij zich met de bouw van de Indische Waterlelies te bemoeien en hielp mee met het uit klei modelleren van de figuren van het sprookje. [4]

Zijn werkplek was op dat moment een kantoortje dat slechts afgeschermd was met plastic en panlatten die tegen de raampartij van een loods waren bevestigd:

Wij zaten toen in een stoffige werkplaats achter de Stoomcarrousel. Daar was het altijd een enorme troep, waar uit baldadigheid het gips regelmatig om je oren vloog. Een van de eerste dingen die ik deed, was dan ook een groot stuk plastic rond mijn werkplaats hangen, zodat mijn tekeningen enigszins beschermd werden. Er werd ook heel serieus gewerkt, want wat af moest, moest af.[5]

Op de legendarische woensdagen kwamen Anton Pieck en cineast Peter Reijnders naar de kleicreaturen kijken die hij en zijn collega's hadden gemaakt:

Met veel enthousiasme kon Pieck een gedrocht de hemel in prijzen, om het vervolgens detail voor detail af te breken. De correcties leidden doorgaans tot een vormloze massa zodat het uiteindelijk opnieuw moest worden gemaakt.[6]

Het eerste echte vertrouwen van de afdeling in Van de Ven ontstond toen men in tijdnood kwam bij de bouw van de Indische Waterlelies. Daar moesten de kikkers nog gemaakt worden, waarna Peter Reijnders met onderbroeken en knijpers snel iets in elkaar zette. Ton vond echter dat het beter kon en begon met modelleren. Pieck vroeg vervolgens aan Ton om wat schetsen te maken voor de Indische Waterlelies, en hij was zo onder de indruk daarvan dat hij Van de Ven volledig in vertrouwen nam. Voor deze attractie ontwierp Van de Ven de rotspartijen in de wachtruimte.

Anton Pieck was gecharmeerd van mijn ontwerpen en tekeningen. Eigenlijk was dat het begin van zijn volledige acceptatie van mij. Ik leende als het ware zijn hand en communiceerde in zijn taal die toen zo langzamerhand door het bedrijf begrepen werd.[4]

Langzaam maar zeker nam hij zo de belangrijkste ontwerptaken over van de gezichtsbepalende ontwerper van het park, voor wie hij veel bewondering had. Al snel leerde Van de Ven zichzelf de tekenstijl van zijn voorganger aan en creëerde, op zijn manier, ontwerpen die harmonieus pasten binnen het reeds bestaande arsenaal aan attracties, sprookjes en eigenzinnige gebouwen en zette zich in voor het behoud van de unieke Efteling-sfeer in het park. Zijn ontwerpen ontstonden door denken, tekenen, zoeken, fantaseren en (volgens Van de Ven zelf) vooral veel weggooien. Van de Vens tekenkunsten en creatieve geest, in combinatie met zijn technisch inzicht, zorgden voor een aantal opmerkelijke attracties in de Efteling.

Vertrek naar Duitsland

Ton van de Ven werkend aan het Diorama, 1970

Een jaar na de opening van de Indische Waterlelies nam Van de Ven echter alweer afscheid van de Efteling, om te gaan werken bij Heimo, een internationaal opererend toeleveringsbedrijf voor attractieparken en de entertainmentsector, gevestigd in Jagsthausen, Duitsland. Dit tot groot ongenoegen van Pieck, die Van de Ven liever bij de Efteling wilde houden. Drie en een half jaar werkte Van de Ven voor Heimo waar hij onder andere ontwerpen maakte voor kermisondernemers en leerde werken met polyester en kunststof.

Ton nam natuurlijk zijn hele gezin mee naar Duitsland. Hij had op dat moment twee kinderen en maakte zich zorgen over de opvoeding. Op de kleuterschool spraken zij Duits en als z'n kinderen eenmaal een Duitse opvoeding zouden krijgen zou het moeilijk worden om ooit nog uit Duitsland weg te komen.

Met Pieck, jaren zeventig

In 1970 weet zijn collega en vriend Jan Verhoeven, samen met Anton Pieck, hem over te halen terug te komen naar de Efteling. Van de Ven kreeg de leiding over het team dat verantwoordelijk was voor het bouwen van het Diorama, op basis van de ontwerpen van Pieck. Door de in Duitsland opgedane kennis wist Van de Ven de juiste technieken en materialen te selecteren om de miniatuurwereld op te bouwen. Maandenlang werd er gezaagd, gegipst en gemodelleerd.

Creatief directeur

In 1974 trok Anton Pieck zich terug als hoofdontwerper van de Efteling, en Ton van de Ven nam die functie van hem over. Hij was daarmee vanaf dat moment eindverantwoordelijk voor de ontwikkeling van nieuwe attracties.

Attracties (1974-1989)

Ton van de Ven aan zijn werktafel in 1984

Zijn eerste eigen grote project was het Spookslot (1978), een attractie vanwege het vijfentwintigjarige jubileum van het park. Het project begon onder de noemer 'Station Halfweg', een attractie die groots, bijzonder en een unicum in de wereld moest worden, midden in het park, vlakbij het Sprookjesbos, en die een toegang zou bieden tot de rest van de Efteling waar later meer grotere attracties zich konden gaan manifesteren. Ton werd bij dit project nog bijgestaan door Pieck, die hem raad en ideeën gaf, waaronder het idee voor de kloostergang in de hoofdshow. Het Spookslot (en daarmee ook de Efteling) kreeg dankzij Ton veel publieke aandacht toen hij in het veelbekeken tv-programma Voor De Vuist Weg er tien minuten uitgebreid over mocht vertellen.

Ton van de Ven presenteert de maquette van Fata Morgana aan commissaris van de Koningin Dries van Agt en burgemeester Fiévez, 1985

Ton was daarna verantwoordelijk voor het uiterlijk van bijna alles dat in het park kwam. Attracties als de Halve Maen (1982), de Piraña (1983), Polka Marina (1984) en de Pagode (1987). De infrastructuur en het station van de Python (1981) en de Bob (1985). Toevoegingen aan het Sprookjesbos waren tevens van zijn hand, waaronder Draak Lichtgeraakt (1979) en de Trollenkoning (1988), maar ook het nieuwe uiterlijk van Langnek (jaren 70) en het nieuwe kasteeltje van Doornroosje (1981). Naast attracties ontwierp Ton ook de souvenirwinkel In den Ouden Marskramer (1977), enkele leden van de Holle Bolle Gijs-familie, het Efteling-logo dat in de jaren '70 en '80 werd gebruikt, de covers van de fotoboekjes in die jaren en nog veel meer. Volgens liefhebbers van zijn werk bereikte Van de Ven zijn artistieke hoogtepunt met Fata Morgana (1986). Hij putte veel inspiratie voor de ontwerpen van deze darkride uit de verschillende reistekeningen en Arabische prenten van Anton Pieck. Bij de bouw van Fata Morgana reisde hij ook zelf af naar Marokko om rekwisieten en decoraties te kopen voor de attractie:

Van de Ven op studiereis in Marokko

In Marrakesh heb ik letterlijk een marktkoopman op straat de kleren van het lijf gekocht. Met een vriend hebben we zowat alles wat los en vast zat meegenomen, een vrachtwagen vol hadden we.[7]

In 1988 werkt hij een jaar lang aan het Cosmo Science Center dat naast de Efteling moet komen, maar wat uiteindelijk niet doorgaat.

Het Volk van Laaf

Ton met het Volk van Laaf, 1989

De attracties van Van de Ven leunen niet op van A tot Z uitgebeelde verhaallijnen, maar roepen bij voorkeur een reeks van beelden op die binnen het thema van de sprookjesachtige omgeving passen. Zo wordt in Fata Morgana geen lineair verhaal verteld, maar zijn de scènes slechts geïnspireerd op de sferen uit de Sprookjes van 1001 Nacht. Een uitzondering doet zich voor wanneer in 1990 Het Lavenlaar opent. Ton ontwerpt niet alleen het dorp, met alle huizen en bewoners, maar bedenkt ook het hele volk met eigen gebruiken en achtergrondverhaal. In het sprookje van Laaf verpakt Van de Ven een boodschap die opkomt voor het behoud van de natuur en de aarde, een onderwerp dat op dat moment erg speelt binnen de Nederlandse maatschappij.

Fragment over Ton van de Ven uit Het Klokhuis (1990)

Vanaf het begin onderstreept Ton intern dat de Laven als product volledig van de Efteling zelf zijn. Anders dan met de sprookjes van het Sprookjesbos, kunnen de Laven door het park worden ingezet voor van alles en nog wat. Het duurt tot 1996 voordat er iets met dit plan gebeurt. De ondernemer Cees Vriesekoop klopt bij de Efteling aan om een nieuw soort tuinkabouter te ontwikkelen en de Laven worden uitgekozen om deze rol op zich te nemen. De tuin- en huislaven worden tot 2004 met wereldwijd succes verkocht. Ton zelf verdiende er niets aan, maar was erg blij met het succes: "Ik heb het altijd verwacht van de Laaf."[6]

Attracties (1991-2003)


Ton over wat de Efteling is, in een radio-interview in 1995
Ton in zijn werkkamer, 2001

Na de Laven wordt er gewerkt aan Droomvlucht, een attractie waarin de bezoeker wordt meegenomen op een reis door de wereld van elfen, trollen en andere fabeldieren. Het bestuur van het park heeft bij de presentatie van het Volk van Laaf in 1989 nog enige bedenkingen, maar bij Droomvlucht weet Ton van de Ven meteen groen licht te krijgen op basis van één tekening. In de verslagen van de bestuursvergaderingen staat te lezen dat het plan dat Ton dan nog in ruwe vorm presenteert 'prachtig, typisch Efteling en uniek in wervingskracht’ is.[8] Droomvlucht werd uiteindelijk Tons grootste succes voor de Efteling en is vandaag de dag nog steeds een van de grote publiekstrekkers van het park.

Ton van de Ven over de totstandkoming van de vorm van het Huis van de Vijf Zintuigen

In de jaren negentig ontwerpt Ton van de Ven het bijzondere nieuwe entreegebouw dat in 1996 officieel werd geopend: Het Huis van de Vijf Zintuigen. Hij kiest bewust voor een gebouw dat een blikvanger in het landschap vormt, waarbij invloeden te zien zijn uit West-Sumatra, het Volk van Laaf, hier en daar wat Piecks en vooral veel Efteling-opmerkelijkheden. De dakconstructie is een complex netwerk van houten pilaren en balken. Ton van de Ven zei over die dakconstructie dat deze niet bedacht was, "maar in feite zo gegroeid".

Bij de Zeven Geitjes van Pieck in 1999

In hetzelfde jaar opent Villa Volta. Een kleinere attractie, maar in zowel ontwerp als showconstructie bedacht door Van de Ven. Wanneer Ton later in interviews om zijn favoriete attractie wordt gevraagd, merkt hij verschillende malen op vooral erg trots te zijn op het resultaat dat met deze attractie is geboekt. Twee jaar later opent Vogel Rok, de laatste thrillride met ontwerpen van Van de Ven, waaronder de enorme vogel als ingang tot de achtbaan. Enkele uitbreidingen aan het Sprookjesbos die in de jaren 1998 (Klein Duimpje en Repelsteeltje), 1999 (De Chinese Nachtegaal) en 2001 (Raponsje) worden toegevoegd zijn begonnen op de tekentafel van Van de Ven. Het als sprookjeskasteel opgetrokken Efteling Theater (2002) met het naastgelegen Theaterrestaurant Applaus (2003) zijn zijn laatste ontwerpen voor de Efteling.

Hoewel Ton in 1990 onder leiding van Paul Beck in plaats van 'Hoofd Ontwerp & Ontwikkeling' de titel 'Creative Director' kreeg, maakte hij geen onderdeel uit van de directie. Die directiepositie kreeg hij pas onder leiding van Ronald van der Zijl in z'n laatste jaren bij het park.[3]

In 2003 wordt het Anton Pieckplein in het park drastisch gerenoveerd en uitgebreid aan de hand van ontwerpen van Michel den Dulk, ontwerpen waar dezelfde unieke Pieckstijl in doorschijnt die Van de Ven jarenlang heeft gehanteerd. Den Dulk laat zijn tekeningen ter goedkeuring eerst zien aan Van de Ven, die er enthousiast op reageert.

Grafisch werk en illustraties

Naast zijn werkzaamheden voor het fysieke park heeft Van de Ven ook altijd ingelaten met diverse grafische uitingen van de Efteling. Zo heeft hij vanaf het begin de covers van de fotoboekjes ontworpen. Maar ook stickers, bordjes met silhouetten en uitnodigingen kunnen tot zijn repertoire gerekend worden.

Buiten de Efteling werkte Van de Ven in 1976 ook kortstondig als illustrator van een reeks sprookjesboeken van uitgeverij Omniboek in Den Haag. Dit contact kwam tot stand via Max Pieck, de zoon van Anton Pieck, die bij deze uitgeverij werkzaam was. Voor De Gouden Bijl, De Witte Raaf, Het elfje dat maar één vleugeltje had en Noorse volkssprookjes maakte Van de Ven tientallen tekeningen, die naar eigen zeggen "een concessie zijn geweest" tussen zijn eigen stijl en die van Anton Pieck. Het bleef om redenen van tevredenheid met het resultaat en de wel heel beperkte financiële vergoeding bij deze vier uitgaven.[9]

Afscheid van de Efteling

Het naamplaatje op het Ton van de Venplein.

Op 31 januari 2003 nam Van de Ven afscheid van het park om met vervroegde uittreding te gaan. Hij zag er naar uit om de tijd te hebben voor eigen hobby's als schilderen en beeldhouwen. Nog voor hij te oud zou zijn om dat te doen wat hij echt wilde, besloot Ton daarom het park te verlaten.

Bij zijn afscheid organiseerden z'n collegae een speciale dag waarbij Van de Ven aan diverse zaken in het park 'de laatste hand' mocht leggen. Zo onthulde hij bij het Sprookslot een 'Dirigent', voor de gelegenheid gespeeld door een acteur. Tevens werd een portret van hem geplaatst naast Hugo in Villa Volta en werd een gedeelte van de Sint Nicolaasplaets (bij Droomvlucht) omgedoopt tot Ton van de Venplein, zodat zijn naam ook zichtbaar aan het park verbonden zal blijven. Van de Ven is hier zelf altijd bescheiden onder gebleven, en bekende in een interview met De TV-Show op Reis van de TROS dat hij het niet vindt klinken ("Zoveel fietsenmakers heten er Van de Ven.") en het een eer te vinden die meer op zijn plaats is voor overledenen. In een later interview bekende hij het toch wel leuk te vinden.[3]

De functie van Creative Director of Creatief Directeur werd na zijn vertrek niet langer door een individu ingevuld, maar opgevangen door een "team van ontwerpers":

Er is geen echte opvolger voor mij. Er is een groep ontwerpers die zich bewust moet worden van de waarde van de Efteling-traditie. Het zal moeilijk zijn om die traditie in een veilig bed onder te brengen. De verantwoordelijkheden zijn versnipperd en het is niet gemakkelijk voor ontwerpers om de hand van een ander te lenen, zoals ik heb gedaan. Ik wilde geen stijlbreuk plegen. Maar veel mensen willen zich graag onderscheiden. Ego speelt daarbij een belangrijke rol. Ik heb daar niet zo’n last van.[6]

Ondanks de VUT is Ton van de Ven nog vaak in aanraking gekomen met de Efteling. Zo is het gedicht dat wordt voorgedragen bij de show van het Meisje met de Zwavelstokjes door hem geschreven, heeft hij een aantal interviews gehouden in het park en kwam hij ook nog met enige regelmaat voor een gewoon bezoekje. In het voorjaar van 2011 heeft hij enkele malen geadviseerd voor het dan nog in de kinderschoenen staande pretpark Toverland in Sevenum, dat de uitbreiding Magische Valei aan het ontwikkelen was. Hiervoor schetste Van de Ven de wilgenvlechtende 'Veenrekels' die evolueerden tot het volkje van de 'Dwervels'.

Werkwijze

Dansen en droedelen

Ton in z'n werkkamer, 1992
Werkoverleg in het ontwerpkantoor, met o.a. Jan Verhoeven, midden jaren negentig

Om tot een idee te komen voor een ontwerp, maakt Ton eerst vele 'droedels' en 'idiote schetsen':

Hoe gaat dat… Op een moment zegt het bedrijf de Efteling: “We hebben een bedrag te besteden. De doelgroep is van acht tot tachtig jaar. Het moet iets worden met nostalgie, romantiek, iets van onze eigen rijke geschiedenis. En dan stellen er mensen voor om iets te doen met Jeroen Bosch of Pieter Breughel. Maar ik voel er weinig voor om een schilderij van Bosch te gaan misbruiken, te driedimensionaliseren en er vijftienhonderd mensen per uur langs te voeren. Dus dan ga ik dansen, zo noem ik dat. Denken, zoeken, proberen. Ik laat m’n potlood over het papier gaan en droedel wat. Meestal ontstaat er een hoop flauwekul. Maar soms gaan de vormen ineens prikkelen. [6]

De beste ideeën zijn echter in bed ontstaan:

De beste ideeën ontstaan altijd ’s avonds in bed. Overdag ben je aan het tekenen, maar het gaar stoven gebeurt meestal liggend, turend in het donker. Als mensen vragen hoe het wordt, dan zeg ik vaak: ik ben er al geweest. Ik ken het eindproduct al. Het is veel moeilijker voor mij om in stappen te denken.[6]

Niet iedere attractie heeft even veel ontwerpen nodig. Daar waar Fata Morgana bergen aan schetsen, prenten en illustraties nodig had bij het ontwerpproces, werd Droomvlucht voornamelijk op papier gezet met slechts enkele beelden die tot de verbeelding moesten spreken en werd de attractie voornamelijk tijdens de bouw ingevuld.

Ton van de Ven was niet zuinig op zijn ontwerpen, en scheurde veel tekeningen kapot. Dochter Esther:

Vader gooit 95 procent van wat hij tekent meteen weer weg. Wij zijn opgevoed met de stelling: “Als je het zelf niet mooi vindt, moet je het ook niet aan anderen laten zien."[10]

Ton in het tekeningenarchief

Het enige dat nog bewaard is gebleven in de archieven van de Efteling zijn de ontwerpen die gebruikt zijn en bouwtekeningen, hoewel er ook nog enkele tekeningen bekend zijn van zaken die nooit zo zijn gebouwd, waaronder de eerste plannen voor Fata Morgana op het eiland in de Siervijver. Ton van de Ven zag zijn tekeningen en ontwerpen vooral als functioneel. Ze hadden als doel om tot een creatie in de Efteling te leiden. Zijn ontwerpen wil hij dan ook niet verheffen tot kunst.

Pieck had een hele eigen lijnvoering, waardoor hij in de gehele wereld wordt herkend. Hij maakte prenten. Ik maak tekeningen met een doel. Mijn kinderen hebben misschien een of twee tekeningen van me. Ze vragen me er wel om, maar mijn tekeningen hebben een functie en die is niet om aan de muur te hangen.[6]

Het weigeren van opdrachten

Niet alles dat van Ton gevraagd werd, werd ook door de creatief directeur ontworpen. Wanneer zaken volgens hem niet in de stijl van de Efteling zouden passen, probeerde Van de Ven deze projecten tegen te houden.[5] Er zijn echter ook projecten waar Ton geen medewerking of bemoeienis aan had, maar die wel verwezenlijkt zijn. Een bekend voorbeeld is Carnaval Festival, waarbij Ton niet aanwezig was bij de goedkeuring van het project. Latere zaken als De Bank en PandaDroom werden wel bij Ton voorgelegd, maar zijn geweigerd om verschillende redenen:

Toen één van onze partners, een bank, een reusachtige zitbank wilde in het park, werd ik gevraagd om die te ontwerpen. Dat heb ik dus geweigerd. De nieuwe Pandadroom van het Wereld Natuur Fonds lag anders, vind ik. Het WNF is een partner die bij ons past vanwege de ideële gedrevenheid. Met de attractie heb ik me overigens niet bemoeid. Ik vond het een mooie test-case te zien wat er gebeurt als ik er niet meer ben. Ik wilde het proces niet verstoren. Het oordeel over het eindresultaat is aan het publiek. Ik zou het niet zo hebben gemaakt. De vorm clasht niet, maar het is geen sprookje.[6]

In de uitvoering van zijn eigen ontwerpen kon hij zich ook compromisloos opstellen. Als een budget niet toereikend was, kon hij rücksichtslos een heel onderdeel dat hij minder belangrijk vond, weglaten; hij deed dat liever dan te beknibbelen op de delen die wél gerealiseerd konden worden.[3]

Vergelijking met Anton Pieck

Terwijl Anton Pieck de basis ontwierp van de Efteling was het zijn opvolger Ton van de Ven die de werkelijk grote attracties kon signeren. Zelf zegt Van de Ven in bijna ieder vraaggesprek dat hij dat deed "met een geleende hand", dit om de ogenschijnlijk zo gelijkende stijl te verklaren. De verschillen tussen Van de Ven en Pieck zijn echter groter dan ze in eerste opzicht lijken. Pieck was een romantisch illustrator die gevraagd werd om voor de Efteling het ontwerp te doen voor driedimensionale uitbeeldingen van de bestaande sprookjes van Grimm en Andersen. Van de Ven is een ontwerper wiens werk abstracter is, en misschien daardoor ook boeiender voor een groter publiek. Van zijn werk hebben eigenlijk alleen Het Volk van Laaf en Villa Volta een concreet verhaal.

Jan Verhoeven gaf in een interview met het Brabants Dagblad aan wat hij zag als het grote verschil tussen Pieck en Van de Ven:

Pieck leefde in 1800, Ton in de moderne wereld. Pieck maakte geen werktekeningen, maar illustraties en mooie plaatjes die nooit op schaal waren. In zijn tijd was woensdag een belangrijke dag, want dan kwam hij de uitvoering van zijn werk bekijken. Hij werd van het station gehaald, gaf iedereen een hand, keek hoe het werk vorderde en zei dan strijk en zet: ’Prachtig werk, maar u moet het daar en daar nog wat aanpassen’. Dat betekende in de praktijk dat je alles wat je had gemaakt tot de grond toe kon afbreken. Ton werkte heel secuur op schaal, zijn werktekeningen waren heel nauwgezet. Van hem hoefde je nooit iets af te breken.[10]

Samenwerking

Ochtendlijk overleg tussen Verhoeven, Meeuwis, Van de Ven en Van den Brand
Aan de borrel op het ontwerpbureau rond 1987, met Ruud de Clercq, Peter van Ostade en Jan Verhoeven

De unieke functie die Ton vanaf het eind van de jaren 70 door verschillende geslaagde opdrachten veroverd had, kon hij niet altijd zonder slag of stoot uitoefenen. Vanaf dan heeft hij, mede als staflid, over bijna alle visuele aspecten van het park zeggenschap en maakt daarom ook vrijwel alle ontwerpen zelf of moet deze goedkeuren. Ton blijft trouw aan de visie van Anton Pieck en lange tijd kan hij als enige ontwerper zelfstandig opereren zonder dat er andere visies de overhand nemen. Echter, wanneer in de jaren 80 steeds vaker wordt samengewerkt met andere ontwerpers, blijken de visies niet op één lijn te liggen. Zijn zeggenschap wordt steeds vaker gezien als vetorecht en verschillende keren wijst hij voorstellen van collega's zoals bijvoorbeeld Henny Knoet af. Knoet en Peter van Ostade, beide door Van de Ven aangenomen als vormgevers, krijgen kleinere projecten of assisterende rollen toegewezen, wat geregeld leidt tot frictie binnen de organisatie.

Ton kan daarentegen wel goed overweg met architect Jan Verhoeven, die hem doorlopend assisteert en in drukke periodes inlicht over de lopende zaken in de organisatie. In de jaren tachtig en negentig spraken zij elke ochtend op het kantoor van Verhoeven de lopende zaken, bezoekersaantallen en nieuwe ideeën door. Vanwege de tabaksconsumptie tijdens deze overleggen kreeg het kantoor de bijnaam Café in den Wolk.

Relatie met Anton Pieck

Ton van de Ven en Pieck, juni 1986

Op het moment dat Van de Ven zijn sollicitatiegesprek had bij de Efteling, werd hij verrast door de aanwezigheid van Anton Pieck, waarvan hij dacht dat de man al jaren dood was. Maar al snel kregen de twee heren een band met elkaar. Van de Ven geloofde voor de volle honderd procent in het concept van Anton Pieck, hield veel van romantiek, sfeer, sprookjes en het scheppen van illusies om voor de bezoeker door te wanen. Pieck vroeg Van de Ven al bij de Indische Waterlelies om wat van zijn ideeën op papier te zetten, waaronder de rotsen en de waterspuiter, en had vanaf dat moment al het volste vertrouwen in de nog jonge werknemer. Pieck haalde, samen met goede vriend en collega Jan Verhoeven, Ton terug naar de Efteling in 1970 na kort in Duitsland te hebben gewerkt en vertouwt het ontwerpwerk voor de Efteling volledig aan Ton toe vanaf 1975. In een interview in 1980 zegt Pieck daarover:

Ik heb aan het werken in de Efteling altijd bijzonder prettige herinneringen. Maar omdat ik al zo oud ben en er altijd iemand moet zijn, is mijn werk nu overgenomen door de heer Ton van de Ven, die dat voortreffelijk doet.[11]

Tijdens het ontwerp van het Spookslot, Tons eerste eigen project, vraagt hij om de raad van Anton. Naar eigen zeggen voornamelijk om Pieck een kans te geven nog aan iets groots te werken, maar waarschijnlijk ook omdat de op dat moment grootste attractie van het park veel van Ton vraagt. De ideeën over wat er verbeeld moet worden en hoe dat gepresenteerd moet worden naar de bezoeker vormen een chaos en Pieck weet daar rust in te brengen door bijvoorbeeld het idee van een Keltisch kasteel, de show een buitenscène te maken en de kloostergang. Bij latere projecten wordt niet om de raad van de oude meester gevraagd, maar put Ton wel veel inspiratie uit zijn tekeningen.

Ton met een ongedecoreerde buste van Pieck op zijn werktafel, jaren zeventig
Ton met de gedecoreerde buste, mogelijk bij Piecks afscheid in 1975


In de documentaire Dromen met Open Ogen vertelt Ton over de samenwerking:

Er lagen vijftig jaar tussen ons. De kleine jongen en de oude man die het zo goed met elkaar konden vinden, dat vond ik op zich weer een fenomeen waar ik echt dankbaar voor ben geweest uiteraard, want het heeft m'n hele leven bepaald. Anton Pieck opvolgen is natuurlijk onmogelijk omdat Anton Pieck een op zich staand fenomeen is. Binnen dit park is dit niet zo moeilijk gebleken omdat geestelijk hadden wij toch wel een verwantschap en bleken twee handen op een buik te zijn. Wat dat aangaat heb ik mezelf nooit geweld aan hoeven te doen. Ik zeg wel eens dat ik me bewoog in een korset; het korset van het Anton Pieckeriaanse denken, maar dat heeft me nooit gekneld. Het heeft altijd als een tweede huid om me heen gezeten.[12]

Ton met een schets voor een bloembankje.

Dat Van de Ven veel heeft geleerd van Pieck blijkt ook uit een anekdote die hij vertelt in de documentaire Het leven van Anton Pieck. Daarin toont Ton een schets voor een tafel met bankjes in de vorm van een bloem, met meeldraden als bankjes en de stamper als tafel. Op de grond de bladeren van de bloem. Ton toonde de tekening aan Anton Pieck om naar zijn reactie te vragen, waarop Pieck Ton aankeek en vroeg of hij niet gedacht had aan twee paaltjes met een plank voor mensen om te rusten. Op dat moment realiseerde Ton zich waarom Pieck zo'n succes betekende voor de Efteling: Bij romantiek gaat het "om die eenvoud, het spontane. Niet het intelligente".[13]

Wanneer Pieck op 24 november 1987 overlijdt, krijgt Ton dat te horen van de toenmalig directeur Ruud de Clercq. Het sloeg de creatief directeur aan:

Ik was helemaal perplex. Da's heel gek, want Anton was 92, alleen een man zoals Anton die ik altijd als stabiel kende, ja, die waaide niet zomaar om, en was dus plotseling gestorven. En ik snapte daar niet veel van. Ik heb me een beetje terug getrokken en Ruud de Clercq heeft de ruimte verlaten. Ik was alleen. Ik heb daar zitten janken.[3]

Band met de Efteling

Over zijn band met de Efteling zegt Van de Ven:

De Efteling bedt zich zwierig in in de kinderziel en blijft in de ziel van mensen altijd aanwezig. Ik voel dat ook en dat doet je beseffen dat je met iets heel bijzonders van doen hebt. Als ik bijvoorbeeld ergens de pest over in heb, dan loop ik even door de oudere delen van het park. De emoties die je daar vroeger bij had, herleven dan weer en poetsen je rotbui zo weg. Dat is een heel bijzondere kracht van de Efteling, die ik ook bij anderen proef. [5]

Ton voelde de plicht om de Eftelingstijl, waar Anton Pieck mee begon, te bewaken:

Mijn grootste angst is dat de Efteling op houdt te beseffen wat voor sappen het oerproduct in zich heeft om de toekomst zeker te stellen. Ik wil geen nurkse oude zeur zijn die zich niet kan onttrekken aan een bejubeld verleden. Maar ik heb wel het gevoel dat het mijn opdracht is om het Efteling-gevoel te bewaken. Zo let ik namens de erven Pieck op het werk van Anton. Het is weliswaar eigendom van de Efteling, maar je kunt er niet mee doen wat je wil. Niet op een toiletpot plakken bijvoorbeeld.[6]

Ton heeft niet alles kunnen toevoegen aan de Efteling wat hij wilde. Graag had hij het park nog verder willen perfectioneren:

Meer rustieke oude geveltjes en lieve pleintjes. De som van de delen zou een attractie vormen. Er is wel geld voor, maar geen applaus.[6]

Prijzen en erkenning

Ton krijgt de onderscheiding 'Ridder in de Orde van Oranje Nassau', 28 maart 2002

De Efteling won, mede door de bijdragen van Van de Ven, verschillende prijzen, maar ook Ton persoonlijk werd geëerd. In het voorjaar van 2002 werd Van de Ven door burgemeester Weierink van de gemeente Loon op Zand onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Ondanks Tons mening over de dienende functie van zijn tekeningen, gaf hij in 2010 toestemming aan het Anton Pieck Museum in Hattem om een expositie van zijn werk te organiseren. Van 16 april tot 1 september 2010 was de expositie in het Anton Pieck Museum in Hattem te bewonderen. Daarmee exposeerde Ton van de Ven voor het eerst en waarschijnlijk ook voor het laatst. Tijdens de opening van de expositie vertelde Van de Ven over zijn leven en werk. Er werd door het Anton Pieck Museum een televisie-interview opgenomen. Het was een uniek moment waarop Ton van de Ven voor het eerst in jaren weer in het centrum van de belangstelling stond. Eveneens in 2010 hield Ton een speech op de European Attractions Show (EAS), een jaarlijkse beurs en congres voor en over attractieparken in Europa van de IAAPA, waar hij werd voorgesteld als een "European Theme Park Legend".

Zijn Disney-collega en wereldberoemde attractieontwerper Tony Baxter schreef voor Ton in één van zijn boeken zijn mening over zijn bijdrage aan de Efteling:

Ton,

Today it may be as you say ‘design’
But some day in the future
what you are doing will be art

Getekend: Tony Baxter, senior vice president Disney Imagineering[10]

Efteling-portfolio

1965-1974

1975-1984

1985-1994

1995-2004

Wetenswaardigheden

Ton ontvangt de Kroniek uit handen van Piet van Haaren

Externe link


  1. Brabants Dagblad: Oud-ontwerper Ton van de Ven (71) van Efteling overleden (16 september 2015)
  2. Notulen adviseursbespreking 14 juli 1965
  3. 3,0 3,1 3,2 3,3 3,4 De Vijf Zintuigen: Documentaire Ton van de Ven (2012)
  4. 4,0 4,1 Recreatie, mei 2001
  5. 5,0 5,1 5,2 Kroniek van een Sprookje (2002), pag 155/156
  6. 6,0 6,1 6,2 6,3 6,4 6,5 6,6 6,7 6,8 Eindhovens Dagblad, 18 mei 2002
  7. De Stem, 5 december 1992
  8. Kroniek van een Sprookje (2002), pag 151
  9. Dromen met geleende hand, interview gepubliceerd op Eftelist, 1 februari 2010
  10. 10,0 10,1 10,2 Brabants Dagblad, 22 februari 2003
  11. Mam, een duppie voor de kip? (1992), pag 61
  12. Dromen met Open Ogen (1992)
  13. Het leven van Anton Pieck (1995)