De Vliegende Fakir | |
---|---|
Geopend | 24 juli 1958 |
Opgetekend door | Bob Venmans, Truus Sparla, Martine Bijl |
Ontwerp | Anton Pieck |
Techniek | Peter Reijnders |
Muziek | Sanai Gath |
Figuren | Fakir |
Vorige | Sprookjesboom |
Volgende | Chinese Nachtegaal |
Sprookjesbos, overzicht |
De Vliegende Fakir (ook wel De Tuinman en de Fakir of kortweg Fakir) is het negenentwintigste sprookje op de route in het Sprookjesbos, tussen de Sprookjesboom en De Chinese Nachtegaal. Het tafereel bestaat uit twee Perzische paleistorens met daartussen een muur met kantelen. Tussen de torens vliegt een fakir op een vliegend tapijt heen en weer. Vanuit de torens bezweert hij rode en gele tulpen in de tuin voor het paleis met de muziek Sanai Gath die hij speelt op zijn fluit.
Het opende in 1958, naar een idee van Peter Reijnders en ontwerp van Anton Pieck. In de loop der jaren werden er verschillende verhalen voor het tafereel geschreven. Sinds de jaren zeventig is dat het sprookje "De tuinman en de fakir" geschreven door Martine Bijl. Dat verhaalt over een zieke sultan die alleen beter kan worden als zijn tuinman, met de hulp van een fakir, hem een tulp weet te schenken.
Inhoud
Uitbeelding
Het paleis van de fakir is te bereiken na de bocht die volgt na de Sprookjesboom, of via de uitgang van het Sprookjesbos als het paleis aan de rechterzijde na de Siertuin. Er ligt een groot plein voor het paleis. Naast dit plein is een Klein Duimpje-prullenmand te vinden met een bordje met de spreuk:
Wilt u mij niet Uw afval geven
Dan wil de Fakir niet meer zweven
Het paleis van de fakir is gebaseerd op Perzische miniaturen uit de 15de, 16de en 17de eeuw. Het bestaat uit twee witte torens met rode daken op de eerste en tweede verdieping en een uivormig dak op de top met een gouden spits. Beide torens hebben een kenmerkende arm met rafels bij de luifels. Tussen de twee torens staat een witte muur met een kleine gaanderij van vijf ezelsrugbogen. De oppervlakte meet 1.600 vierkante meter. Het grootste deel van het paleis is massief. Elk van de 32 kantelen weegt zo'n 80 kilogram.
Voor het paleis ligt een tuin met twee tulpenperken en een vijver met een goudkleurige fontein. Tussen deze tuin en het pleintje ligt een grasveld en een langwerpige waterbak, zodat bezoekers op een afstand van het paleis blijven. Aan beide zijden piept uit de struiken een Oosters hekwerk in de vorm van de binnenzijde van een ezelsrugboog.
In elk van de torens bevindt zich een animatronic van de fakir die op zijn fluit speelt. Na het fluitspel sluiten de luiken van het raam beneden in de toren en verschijnt bovenin de toren de fakir op een vliegend tapijt. De fakir vliegt dertig meter naar de toren aan de overzijde, waar weer beneden de luiken opengaan om de fluitspelende fakir te onthullen, en daarmee begint de cyclus opnieuw. Er zijn drie fakirs in het gebouw te vinden: één in elke toren en de fakir op het tapijt draait binnenin de torens een halve slag. Zodra de fakir op zijn fluit speelt bloeien de tulpen op aan de bijbehorende zijde van de paleistuin: 922 rode tulpen bij de rechter toren en 922 gele tulpen bij de linker toren,[1] alhoewel de Efteling ook wel melding maakt van 945 tulpen van elke kleur.[2]
Winter Efteling
Tijdens de Winter Efteling draagt de fakir een rode sjaal en staan er kerstbomen in de gaanderij.
Geschiedenis
Ontwerp en ontwikkeling
Na de opening van het Sprookjesbos in 1952 liep Peter Reijnders al een lange tijd met het idee van een vliegend tapijt. Zo was er al in 1952 een onuitgevoerd plan om een heks rondjes te laten vliegen rond het kasteel van Doornroosje en onder de vele ideeën die Reijnders in zijn agenda noteert staat onder andere opgetekend "De fakir met de dansende goudvis".[3] Reijnders krijgt door een artikel over een wiekloze helikopter in het Amerikaanse Life Magazine het idee om het tapijt te laten zweven door een luchtstroom van ventilatoren op de grond. In 1956 liet Reijnders deze optie onderzoeken door de Technische Hogeschool (nu: Universiteit) Delft, maar de techniek bleek onhaalbaar voor het Sprookjesbos.[1]
Enige tijd later, tijdens een bruidsreportage op een regenachtige dag, zag Reijnders glinsterende bolletjes door de lucht zweven. Het bleken waterdruppels te zijn die langs telefoondraden voortgleden. De draden waren niet te zien, want ze vielen weg tegen de voegen van een kerkmuur op de achtergrond. Het bleek dé oplossing voor een technisch probleem dat Reijnders al een tijd bezighield ― eindelijk zou hij een fakir echt kunnen laten vliegen. Daarmee werd de techniek bedacht van kabels aangedreven door elektromotoren, en het raster op de muur er achter waardoor de kabels enigszins verdoezeld worden.[3]
In samenwerking met Anton Pieck krijgt de uitbeelding vorm. Pieck maakt ontwerptekeningen van het paleis en de fakir. Daarbij wordt het principe van het fluitspelen en de tulpen bedacht. Voor de tulpen werd gekozen omdat deze oorspronkelijk afkomstig zijn uit Perzië en deze daar dus veel in paleistuinen te vinden waren. De rode en gele tulpen gaan omhoog en omlaag middels een door Reijnders ontwikkelde techniek. Onder de tulpen bevindt zich een waterbassin waarvan het water stijgt en daalt. Aanvankelijk werd er een schets gemaakt zonder verbindingsmuur, maar om de kabels die nodig zijn tijdens het vliegen te verhullen werd de muur met speciaal patroon later in het ontwerpproces toegevoegd. Alternatief tekent Pieck ook een andere uitbeelding met een klein gebouwtje waarin de fakir zittend fluit speelt. Voor het gebouwtje ligt een zeshoekig vijvertje. In deze uitbeelding zijn al de kenmerkende daken en versieringen rond het raam te herkennen.
Voor de beweging van de vingers tijdens het fluitspelen wordt een simpele techniek bedacht. In de buis van de fluit draait een stang met daarop excentrieke schijven. De verzwaarde vingers van de Fakir glijden over deze schijfjes, zodat ze op en neer bewegen.
Bouw
De drie fakirs worden vervaardigd in Eindhoven. Op aanwijzingen van Reijnders werkt Henk Knuivers aan deze figuren. In Kaatsheuvel worden proeven gedaan met het vliegend tapijt en het opkomen van de tulpen. Er wordt een proefbassin gebouwd om verschillende opstellingen te testen. De tulpen drijven in eerste instantie op kurk. De kurken bleken echter niet bruikbaar, omdat deze zich na verloop van tijd volzuigen met water en zonken. Daarna werden er proeven gedaan met plastic eitjes van de Kip, glazen monsterflesjes en plastic bekers.[3] Tegenwoordig drijven de tulpen op een ondergrond van lichte kunststof.
Opening
De Vliegende Fakir werd op 24 juli 1958 geopend door burgemeester Reinier van der Heijden.[1] Het Eindhovens Dagblad schrijft een dag na de opening:
Kaatsheuvel is sinds donderdag weer een sprookje rijker. Het sprookje van de Vliegende Fakir, die tegen het fantastische decor van een 16de eeuw Perzisch paleis de bezoekers van het sprookjesbos een magnifieke apotheose biedt.
Het Nieuwsblad van het Zuiden:
Peter Reijnders, die inmiddels in Henk Knuivers een technische evenknie heeft, zorgt ervoor dat de Fakir op zijn tapijt van de ene toren naar de andere vliegt. De vlucht is meer dan 30 meter lang en gaat over een bed van 1000 tulpen. Dit is de grootste afstand die ooit in Nederland per vliegend tapijt werd afgelegd.
Latere aanpassingen en gebeurtenissen
Een jaar na de opening van de Oosterse darkride Fata Morgana vond men de tijd rijp om het kleine broertje een update te geven. De drie poppen van de fakir werden in 1987 vervangen door nieuwe fakirs, gemodelleerd door Joop de Bont, maar gebaseerd op een eerder ontwerp van Anton Pieck.[1] Pieck maakte verschillende ontwerpen voor een fakir: een met een zwarte baard en een klein snorretje, die werd gebruikt sinds de opening. Op tekeningen voor een fakir in kleermakerszit ontwierp Pieck echter een alternatief van een man met ouder, gegroefder gezicht en een volle witte baard. Voor de nieuwe versie werd uitgegaan van het ontwerp met de witte baard. Dit is de figuur die we nu nog steeds zien vliegen. De fakirs in de toren werden iets eenvoudiger: de vingers bespelen nog steeds de fluit, maar de ogen zijn statisch, waar deze bij de oude fakir heen-en-weer keken.
De poppen voor de oude fakir met zwarte baard werden later gebruikt voor tentoonstellingen, onder andere in het Fata Morgana Evenementencomplex. Bij de tentoonstelling Dwalen op de Rommelzolder in mei 2002 werd de baard van de Fakir in brand gezet. Medewerkers wisten de brand snel te blussen. Tegenwoordig is één van de oude fakirs te vinden in het Wonder Depot.
Tot 1998 had het sprookje een zeer fraaie, brede frontale aanloop. Met de komst van Klein Duimpje en Repelsteeltje werd de sprookjesbosroute verlegd en werd het pad naar de Vliegende Fakir gereduceerd tot sluipweggetje. In 2004 werd met de komst van het Meisje met de Zwavelstokjes ook dit paadje verwijderd, en sindsdien kun je de Vliegende Fakir alleen nog maar via de zijkant van het plein dat voor het sprookje ligt betreden.
In 1994 werd ter ere van het Jaar van de Tulp, ter gelegenheid van het feit dat het dat jaar 400 jaar geleden was dat de eerste Nederlandse tulp bloeide, een tulp van de fakir in een kastje aan de muur in het Sprookjesmuseum geplaatst. Met het opdoeken van het museumpje in 2000 verdween ook deze tentoongestelde plastic bloem.
Een beige hekje werd in 2006 toegevoegd om te voorkomen dat kinderen in het water vallen (of op ijs lopen). Het werd specifiek voor deze locatie ontworpen door Léon Weeterings; in de rest van het bos kwamen algemene (kronkelige) hekjes.
Een grote renovatie viel het sprookje ten deel in de herfst van 2017. Het gebouw zelf was van prima kwaliteit maar is wel helemaal schoongemaakt en opnieuw geschilderd, waarvoor het begin september helemaal ingepakt werd. De Fakir en zijn tapijt zijn opnieuw gedecoreerd, met subtiele verschillen. Het tulpsysteem van Peter Reijnders was aan vervanging toe. De oorspronkelijke techniek werd gehandhaafd, maar wel helemaal nieuw uitgevoerd met moderne materialen. De nieuwe tulp zit niet meer in een open bakje, maar strak in een pijpje, om de kans op scheefhangen en verstopping te verkleinen. De steellengte van de tulp is iets aangepast. Er zijn twee tinten groen gebruikt voor de bladeren en ook verschillende tinten voor de bloemkoppen, zodat een gemêleerd beeld ontstaat. Het magazijn achter de muur van het paleis werd afgebroken.
Al vele jaren staan in het zomerseizoen aan weerszijden van het pleintje potten met sterk geurende citroen- en muntgeraniums. Deze planten staan bekend om hun muggenwerende kwaliteiten, wat wellicht de reden is voor hun plaatsing naast de grote bak met stilstaand water.
Verjaardag
In 2008 werd de vijftigste verjaardag van de Fakir uitbundig door de Efteling gevierd. Bij het sprookje stond een jubileumbordje en in het Efteling Museum was een tentoonstelling te vinden ter ere van het jubileum. De Fakir bracht op 2 mei 2008 een verjaardagsbezoek aan de Keukenhof, en tevens werd er speciaal voor de verjaardag van de Fakir een speciale Efteling Tulp ontwikkeld.
Muziek
Zie Sanai Gath voor het volledige artikel over de Fakir-muziek
De fluitmuziek die de fakir speelt is een fragment van een klassiek Indiaas muziekstuk getiteld Sanai Gath, in deze versie uitgevoerd door mr. Bismillah. Hij speelt een zogenaamde raga kafi op een shanai, een dubbelriets blaasinstrument uit Noord-India, vergelijkbaar met de westerse hobo. Het nummer staat op de lp's Folk Music of India (1950) en Music of the world's peoples (1951). Later is het nummer gedeeltelijk verschenen op Efteling-lp's en -cd's Muziek van de Efteling, Wonderlijke Muziek van de Efteling, De Mooiste Muziek uit de Efteling, Wonderlijke Efteling Muziek en Betoverende Efteling Melodieën. Op alle albums is het hetzelfde vrij korte fragment opgenomen, terwijl bij de Fakir zelf meer van dit muziekstuk wordt gebruikt.[1]
Het sprookje
De Vliegende Fakir is geen oorspronkelijk sprookje: de Efteling heeft vertellingen om de fakir heen verzonnen. Er zijn vele varianten opgetekend, die alle "De tuinman en de fakir" heten. Er zijn drie hoofdvarianten te onderscheiden:
Bob Venmans
Bob Venmans schreef de eerste versie, op aanwijzingen van Anton Pieck en Peter Reijnders.[1] Een rudimentaire versie van het verhaal is te lezen op een toelichting bij de parkplattegrond in 1961. Een jaar later werd het complete verhaal afgedrukt in Het Sprookje van de Efteling. Een variatie op deze versie is gebruikt voor het hoorspel dat door CNR werd uitgebracht op singel. Je vindt deze tevens op de langspeelplaat Sprookjes van de Efteling - deel 6 (1970) en de compact disc Efteling Sprookjes - deel 5 (1992).
Samenvatting
In het verre Perzië leefde eens een vorst, Ali Broehaha Sidonia. Deze vorst had bij zijn paleis een prachtige tuin waarin de tuinman zich keer op keer wist te overtreffen. De vorst maakte echter veel verre reizen en was niet zo vaak thuis om van de tuin te genieten. Wanneer hij weer eens thuiskwam moest alles prachtig in orde zijn. Op een dag in november, toen de tuinman bezig was met de tuinen en de vorst al maanden op reis was, kwam een boodschapper van Ali Broehaha Sidonia het nieuws brengen dat de vorst in een ver land een vrouw gevonden had. Hij bracht echter ook een voor de tuinman verontrustend bericht mee: wanneer de vorst met zijn jonge bruid terug zou komen op het paleis moesten de tulpen bloeien. En dat kan natuurlijk niet in november.
De tuinman wist dat hij de wens van de vorst maar beter niet naast zich neer kon leggen. Dat zou hem wel eens zijn kop kunnen kosten. Daarom besloot hij de hulp in te roepen van de Fakir. Met zijn magische fluitspel weet de Fakir de tulpen toch aan het bloeien te krijgen. Echter, wanneer hij de rode tulpen in bloei heeft, zakken de gele tulpen weer de grond in, en andersom. Gelukkig zijn de vorst en zijn bruid bij thuiskomst zo onder de indruk van de prachtige tulpen die bloeien dat ze de tuinman belonen met een zak vol geld. Uit dankbaarheid schenkt de tuinman het geld aan de Fakir. Maar de lege beurs houdt hij zelf.
Truus Sparla
Truus Sparla schreef een nieuw verhaal voor Het Sprookjesboek van de Efteling (1967). Het element van tulpen die snel moeten groeien werd overgenomen van Venmans, maar verder lijkt het verhaal vooral veel weg te hebben van "De magische klok". In deze versie spreekt de Fakir op rijm, zoals hij dat ook later in de Sprookjesboom zal doen.
Samenvatting
In een Perzisch paleis woonden ontelbaar veel prinsen en prinsessen, die allen verschrikkelijk verwend waren. Zo vonden ze het maar wat vermakelijk om hun dienaren te commanderen en te pesten. Ze vroegen een dienaar om de maan voor ze te halen, en toen dat natuurlijk niet lukte, werd hij gelijk de kerkers ingeworpen. Alleen het jongste prinsesje was een aardig meisje.
De opper-raadsheer zat nogal met de situatie in zijn maag. Op zekere dag kwam er echter een fakir binnenzweven. Die dreigt met zware straffen voor de prinsen en prinsessen als ze hun leven niet beteren. Een kamerheer die de prinsen en prinsessen hiervoor waarschuwt, wordt prompt gedemoveerd tot tuinman en moest hard werken. De fakir kwam nogmaals langs met zijn waarschuwing en de tuinman bracht de boodschap over aan de pestkoppen. Die zeiden: "we zullen het jou eens voorgoed afleren je te bemoeien met zaken die je niet aangaan. In de gevangenis!". De vrouw van de tuinman smeekte om genade. De oudste prins zei: "goed, hij hoeft de kerker niet in, als er morgenochtend tulpen bloeien in de perkjes voor de torens."
In één nacht tulpen laten groeien, dat is onmogelijk. Niettemin werkte de tuinman de hele nacht keihard door; de volgende ochtend waren de perkjes helemaal onkruidvrij en tulpenbollen geplant, maar er groeiden nog geen tulpen. De prinsen en prinsessen stonden op het punt de tuinman in het gevang te gooien, maar toen kwam opeens de fakir ten tonele. Hij toverde pardoes de prinsen in rode, en prinsessen in gele tulpen om. Telkens keert hij terug om op zijn fluit te blazen en om de prinsen en prinsessen uit de borders omhoog te laten komen. Alleen het jongste, lieve prinsesje werd gespaard. Ze trouwde met een aardige prins uit een ver land en leefde nog lang en gelukkig.
Martine Bijl
In 1973 herschrijft Martine Bijl de versie van Venmans voor het boek Sprookjes van de Efteling (1974) en voegt een moraal toe aan het sprookje, waarbij de sultan erg ziek wordt en de tuinman met een fakir zorgt voor tulpen die leiden tot genezing. Daarmee is het plot wel tamelijk schatplichtig geworden aan "De Chinese nachtegaal" en door het verdwijnen van het element van de heen-en-weer vliegende fakir past het verhaal ook minder bij de uitbeelding in het Sprookjesbos dan Bob Venmans' oorspronkelijke vertelling.
Sinds de jaren zeventig is er geen nieuwe versie meer geschreven. Alle Efteling-publicaties van het sprookje gaan sindsdien uit van de versie van Martine Bijl, inclusief het sprookjesboek dat bij de uitbeelding in het bos te vinden is.
Samenvatting
Het sprookje speelt zich af in een uitgestrekt land dat Simarstan heet. In Simarstan heerst een sultan, die zo nu en dan een emir op bezoek krijgt om te horen over hoe de zaken in zijn land ervoor staan. Op een zeker moment krijgt de sultan van één van de emirs veertig zakken tulpenbollen cadeau. De sultan is niet bepaald onder de indruk van wat hij beschouwt als een soortement ui, en hij vergeet de tulpenbollen al gauw. De tuinman had echter één van de tulpenbollen achter zijn hutje geplant.
Kort daarna wordt de sultan zeer ziek. Niets lijkt hem beter te kunnen maken. Op een dag verschijnt er een zwerver in de paleistuin. De tuinman nodigt de zwerver uit in zijn hutje en geeft hem te eten. De zwerver blijkt een fakir te zijn. 's Avonds speelt de fakir een deuntje op zijn ivoren fluit en plots schiet een rode tulp op uit de grond. "Dat moet de sultan zien!" roept de tuinman uit, maar dan bedenkt hij zich dat de sultan erg ziek is. De fakir zegt dat de sultan ziek is geworden van zijn rijkdom en macht, en dat zijn ogen blind zijn geworden voor de schoonheid van het kleine en eenvoudige. De tulp zou hem kunnen redden.
De tuinman laat de tulp zien aan de sultan, die onder de indruk is. De tuinman en de fakir werken daarop de hele nacht door om de honderden tulpenbollen van de emir in de paleistuin te planten. Als de ochtend aanbreekt is de sultan voor het eerst sinds zijn ziekbed opgestaan. Wanneer hij naar buiten komt, samen met de voltallige hofhouding, klimt de fakir op zijn tapijt. Terwijl de fakir al fluitend over de gazons en de bloemperken zweeft, verschijnen er honderden rode en gele puntjes boven de aarde. Ze worden groter en groter, totdat zich voor ieders ogen een zee van kleurige tulpen uitstrekt.
De sultan komt tot inkeer er roept alle hoogwaardigheidsbekleders van zijn land bijeen en roept op zijn rijkdommen onder de armsten van het land te verdelen. "En ten slotte," gaat de sultan verder, "zullen het rijkswapen en de vlag worden veranderd. Van nu af aan zal de tulp het symbool worden van wijsheid en geluk." Het land Simarstan bestaat allang niet meer, maar er gaan verhalen over een bijna vergane vlag met een rode tulp tegen een blauwe hemel die nog ergens in een museum zou liggen.
In de Eftelingse media
In het park
Bij de uitbeelding in het Sprookjesbos staat een kunststof sprookjesboek opgesteld waarin een korte samenvatting van het sprookje staat in vier talen: Nederlands, Frans, Duits en Engels. De titel van het sprookje in deze talen luidt:
- De Tuinman en de Fakir
- Le Jardinier et le Fakir
- Der Gärtner und der Fakir
- The Gardener and the Fakir
Het oorspronkelijke boek werd geplaatst in 2000. Toen alle boeken van een nieuwe layout werden voorzien in 2013 werd ook dit boek vernieuwd.
De Nederlandse tekst:
De schatrijke sultan werd doodziek van al zijn rijkdom. Op een dag ontving hij zakken vol bollen, die hij aan zijn tuinman gaf en vergat. De tuinman plantte de bollen in de paleistuin. Toen een oude fakir langs kwam, bood hij hem wat te drinken aan. Als dank floot de fakir op zijn ivoren fluit en zweefde op zijn tapijt over het paleis. Plotseling groeiden overal uit de grond kleurige tulpen. De verbaasde tuinman riep de sultan, die vanuit zijn raam de eenvoudige bloemen zag en onmiddellijk genas...
In boeken
- Zoals hierboven staat uitgelegd zijn er verschillende versies van het sprookje "De tuinman en de fakir" te vinden in Venmans' Het Sprookje van de Efteling (1962), Sparla's Het Sprookjesboek van de Efteling (1967) en Sprookjes van de Efteling door Martine Bijl en Anton Pieck (1974).
- Het werd uitgebracht in de serie boekjes Sprookjes van de Efteling uit 2008, als deel 6.
- Gerrie van Dongen en Ad Grooten baseerden hun versie in Sprookjesboek van de Efteling (2009) op die van Martine Bijl, maar herschreven enkele stukken. Zo wordt de naam van het land niet genoemd, wordt de climax over de vlag verbeterd en laten ze bovenal het heen-en-weer vliegen tussen rode en gele tulpen weer terugkeren in de vertelling. Opvallend is dat alle uitroepen van de sultan om Allah zijn geschrapt. In En ze leven nog lang en gelukkig uit 2019 is dit verhaal nog wat ingekort.
- Het is deel 11 in de tweede serie Efteling Gouden Boekjes (2016). Het is ook opgenomen in de op deze boekjes gebaseerde De Efteling Sprookjes Omnibus uit 2022.
In hoorspelen en luisterboeken
- De versie van Bob Venmans is zoals gezegd te vinden op de lp Sprookjes van de Efteling - deel 6 (1970) en cd Efteling Sprookjes - deel 5 (1992).
- De versie in Sprookjesboek van de Efteling wordt voorgelezen op het luisterboek (2010) als eerste sprookje op de vierde cd.
Op televisie
- De negende aflevering van het eerste seizoen van de televisieserie Sprookjes (2004) gaat over "De tuinman en de fakir". Deze werd uitgebracht op de tweede dvd. Als herkenbare Efteling-achtergrond wordt Fata Morgana gebruikt.
Live-entertainment
- Fakir is een personage in de diverse Sprookjesboom-uitingen.
- Onder de live-action sprookjesfiguren is ook de Fakir.
Souvenirs en drukwerk
- De Vliegende Fakir is een populair sprookje geworden binnen de Efteling en heeft een al bijna even iconische status weten te bereiken als Holle Bolle Gijs en Langnek. We zien het sprookjesfiguur door de jaren dan ook veel opduiken op drukwerk.
- De fakir is te vinden op één van de tien Eftelingdukaten van Ezeltje Strek Je.
- Van het paleis is een bouwplaat gemaakt.
- Sinds 2016 is er een miniatuur van het paleis en de fakir verkrijgbaar in de Anton Pieck-collectie van Luville. De versie vanaf 2020 heeft een 'vliegende fakir' die van de linkse naar de rechtse toren beweegt.
Sprookjesboom
De fakir is één van de personages in de animatieserie Sprookjesboom. Fakir wordt hier opgevoerd als tovenaar die de overige figuren regelmatig uit de brand helpt. De fakir spreekt met een jolig Indiaas accent en uitsluitend in rijm. De fakir is op te roepen door drie keer op de grond te stampen. Zijn motto is dan ook: "Voor mijn hulp bij alle rampen, hoef je slechts drie keer te stampen!"
Elders
- Op het Sprookjesbos-bord staat een toren van het paleis van de fakir afgebeeld.
- Ook in het decor van de Indische Waterlelies is een kleine versie van een toren van het paleis van de fakir te vinden. De gesuggereerde zichtlijn klopt bij benadering: zou men inderdaad in die richting kunnen kijken, dan ziet men de Sprookjesboom, die een aantal meter links van het Fakirpaleis staat.
Wetenswaardigheden
- In 1959 is overwogen om een gesproken vertelling toe te voegen bij het sprookje. Dit is niet gematerialiseerd.
- ↑ 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 Tentoonstelling in het Efteling Museum: 50 jaar 'De Tuinman en de Fakir' (2008)
- ↑ Efteling-nieuwsbericht: Sprookje ‘De Tuinman en de Fakir’ weer open in de kerstvakantie (15 september 2017)
- ↑ 3,0 3,1 3,2 Peter Reijnders 1900-1974, pp. 47, 48 (1984)