Luilekkerland is een fictieve plaats uit verschillende sprookjes waarin van alles in overvloed beschikbaar is, voornamelijk eten en drinken. Het is ontsproten aan een Middeleeuwse fantasie in West-Europa. Het is een plek waar men niet hoeft te werken, de hele dag kan luieren en lekker kan eten. In essentie is het geen verhaal met een narratief plot, maar eerder een opsomming van heerlijkheden, al wordt de vertelling soms wel in de vorm van een utopisch reisverslag gegoten.
Er is geen uitbeelding van het sprookje van Luilekkerland in de Efteling, maar dat had niet veel gescheeld. Anton Pieck bedacht eind jaren zestig verschillende attracties voor het A-veld, een speeltuin voor de oudere jeugd, waar Luilekkerland onderdeel van zou worden. Eind jaren tachtig vormde het voor Ton van de Ven een grote bron van inspiratie voor Het Volk van Laaf. Vroege ontwerpen voor deze attractie tonen huizen als taarten en poorten als grote ijsjes.
Het land vormde tevens de inspiratie voor het sprookje van Holle Bolle Gijs op Sprookjes van de Efteling - deel 7 (1973) geschreven door Herman Broekhuizen. Ad Grooten schreef voor Meer Sprookjes van de Efteling (2011) een sprookje gebaseerd op de meest bekende elementen uit de verschillende verhalen over de bijzondere locatie, waarbij het plot leentjebuur speelt bij Hans en Grietje.
Luilekkerland was ook de naam voor een werkgroep die, onder leiding van Olaf Vugts, zich bezig hield met de evenementen, festiviteiten en de promotiecampagne rondom het vijftig jarig bestaan in 2002.
Inhoud
In de Efteling
Onderdeel van het A-veld
Het A-veld was een project uit 1967 en 1968 rond het bouwen van een speeltuin voor de oudere jeugd. Gedacht werd aan onder andere een achtbaan, een spookhuis en verschillende kraampjes. De directie en adviseurs wilden het project uitwerken om de spreiding van bezoekers in het park te bevorderen en de doelgroep van 12- tot 16-jarigen meer aan te spreken. Anton Pieck maakte schetsen voor verschillende ideeën waarop te zien is hoe de invulling van een dergelijke verzameling attracties had kunnen worden. Eén van die attracties is Luilekkerland, wat op de tekeningen is uitgewerkt als een verzameling gekke huisjes en dikke mannetjes die op de grond liggen, omgeven door een ronde muur van rijstebrij. Het kanaal met bootjes die als verbindend transportelement van het A-veld werden bedacht kronkelt via de rijstebrijmuur door het Luilekkerland heen, wat de suggestie wekt dat het hier om een kijkscène gaat waar je aan voorbij vaart.
De link met Laaf
Eind jaren tachtig houdt Ton van de Ven zich bezig met een attractie in het thema Luilekkerland. Op de eerste ontwerpen, onder andere te zien op pagina 159 van Kroniek van een Sprookje en in een YouTube-video over Laaf uit de serie 'De Magische Klok', is te zien hoe de architectuur is opgebouwd uit zoetigheden: ijshoorns als dakpunten, pannenkoeken als dakpannen en complete gebouwen in de vorm van een taart. Het project kreeg de naam Funny Village en transformeerde tijdens de ontwerpfase naar een nieuw sprookje met een meer originele thematiek. Waren de taartgebouwen er wel gekomen, dan zou het waarschijnlijk vrij intensief zijn geweest om het dorpje goed te onderhouden, wil je de lekkernij-elementen er ook steeds smakelijk uit laten zien.
Hoewel het Lavenlaar dus niet Luilekkerland is, is de inspiratie in de uiteindelijke vorm nog steeds duidelijk. De Laven en de Luilekkerlanders lijken erg op elkaar: een klein dwergachtig volk met een grote ronde buik die dol zijn op drank en spijzen (wat zelfs heeft geleidt tot eigen producten als Liflafjes, Lariekoek en Lurk) en op luieren. Het dorp bestaat uit huisjes met vreemde vormen, er gaat een stroompje door en het wordt door middel van een muur (weliswaar niet van rijstebrij, maar gewoon van steen) afgeschermd van de gewone wereld.
Een groot verschil is de werklust onder de Laven. Waar het volkje in de Efteling een kraamhuis, school, brouwerij en bakkerij runt, daar is werken in het legendarische Luilekkerland verboden. Het achtergrondverhaal van de Laven, onder andere te zien in de put van het Laafs Loerhuys, vertelt echter dat het volkje van de Noordpool komt, in de tijd dat dat nog een tropisch paradijs was. In dat utopia was werken niet nodig, het was er warm genoeg om geen huizen te hoeven bouwen en verschillende soorten vruchten groeiden aan de bomen, zo voor het plukken.
Het sprookje
Oorsprong
De vroegst bekende versies van verhalen over Luilekkerland in de Lage Landen komen voor in Middelnederlandse rijmteksten uit de 15e en 16e eeuw. Luilekkerland heet dan nog 'Cockaengen'. Het woord stamt uit het Oudfrans en betekent zoveel als 'het land van de honingkoeken'. Land van Kokanje of het land van melk en honing zijn twee alternatieve benamingen die nog steeds voorkomen. De oudst bekende tekst waarin de naam voorkomt, is een Latijns lied uit de 'Carmina Burana' uit het begin van de dertiende eeuw. Boccaccio maakt daarin al toespelingen op het zorgeloze leven in een imaginair land waar een berg staat van geraspte Parmezaanse kaas, waar in de beken witte wijn vloeit en waar men in overvloed macaroni en ravioli te eten kan krijgen.
Twee eeuwen later maakt Pieter Breughel een befaamd schilderij over Luilekkerland, waarop een ridder, een lansknecht, een boer en een geleerde gestrekt liggen temidden van spijzen en dranken. We zien een gebraden varken en een gedopt ei lopen, beide met een mes in zich gestoken. In de verte zien we de melkzee met een bootje erin, en iemand die zich met een houten lepel zojuist door de brijberg (toen nog van boekweit) heeft heengegeten.
Dergelijke verbeeldingen van Luilekkerland dragen alle trekken in zich van een wensdroom, een profaan paradijs. Niet zelden echter worden de mededelingen over Luilekkerland door de vertellers gepresenteerd en gerelativeerd als leugens. Het sprookje van Luilekkerland wordt in de vakliteratuur dan ook tot de zogenaamde leugensprookjes gerekend. De mondelinge verspreiding van het sprookje is tamelijk beperkt.
Het bekendste sprookje is "Das Märchen vom Schlaraffenland". De gebroeders Grimm namen het op in de editie van Kinder- und Hausmärchen uit 1819. Het is echter de versie van Ludwig Bechstein uit 1845 die als basis heeft gediend voor veel prentenboeken en die het beeld geeft van Luilekkerland zoals we dat allemaal kennen: de vissen zwemmen niet in maar óp het water, ze zijn al gebakken of gekookt, de speenvarkens lopen gebraden rond, met een trancheermes in de rug, als het regent dan regent het honing, als het hagelt dan hagelt het als suikerbrokjes, als het sneeuwt dan sneeuwt het kristalsuiker. Alle putten zijn gevuld met malvezij en andere zoete wijnen. In het struikgewas en aan de bomen groeien de mooiste kleren die er zijn, op de hei groeien prachtige dameskleren, de grassprieten zijn linten in alle kleuren. Maar rondom het land ligt een hemelhoge muur van rijstebrij, wie er in of uit wil moet zich eerst door deze rijstebrijberg heen eten.
In de Eftelingse media
Herman Broekhuizen
Luilekkerland diende in een door Herman Broekhuizen geschreven sprookje op de luisterplaat Sprookjes van de Efteling - deel 7 (1973) en De Efteling is jarig (1978) als de oorspronkelijke woonplaats van Holle Bolle Gijs en zijn gezin; een vader, moeder en twee kinderen. Op een dag besluit vader om met het gezin naar de rijstebrijberg te wandelen. Daar aangekomen eten ze zich een weg door de berg, naar het land van de luchthappers, waar de bewoners niets eten. De familie raakt daar doodongelukkig en gaat uit wanhoop maar het papier eten dat op straat ligt. Ze eten zo het hele land schoon, wat niet onopgemerkt blijft bij de koning. Hij laat de familie bij zich komen om ze te bedanken, maar de familie laat merken het niet zo fijn te hebben en ze weten ook niet meer terug te geraken in hun thuisland. Daarop besluit de koning ze te sturen naar een sprookjespark ver van het land van de luchthappers vandaan, de Efteling, als ze beloven het daar ook netjes te houden. Dat beloven ze. De koning laat de hoftovenaar komen om ze er heen te toveren. Eenmaal in de Efteling voelt de familie zich meteen op hun gemak tussen de vrolijke mensen en de sprookjes. Ze spreken af om overdag het papier op te ruimen door op een plek te gaan zitten en Papier hier te roepen, en bij het verkrijgen van iets beleefd Dank u wel te zeggen.
Ad Grooten
In Meer Sprookjes van de Efteling (2011) staat een door Ad Grooten geschreven versie van het sprookje van Luilekkerland, dat gaat over een gezin met een arme vader en twee magere kinderen. De kinderen redden op een dag een vogeltje. Die vertelt hen als dank hoe ze nooit meer honger zullen hebben als ze naar Luilekkerland gaan. De kinderen eten zich vervolgens een weg door de rijstebrijberg, om aan de andere kant uit te komen in een land waar de bomen volhangen met vers fruit, de straatstenen van peperkoek zijn, de bloemen zijn lolly's, gebraden kippen door de lucht vliegen, fonteinen gekleurde limonade spuiten en de planten bestaan uit marsepein, drop en suikerspin.
In Luilekkerland woont een volkje van kleine dikke mannetjes en vrouwtjes. De koningszoon, Prins Pap, wil dat de kinderen zich zo vol eten dat ze net zo dik als zij worden. Maar de kinderen krijgen het eten niet zo snel naar binnen gewerkt als de prins wil, dus bouwen ze een vlot om over de rivier weer terug naar huis te varen. Prins Pap komt er echter achter dat de kinderen bezig zijn het vlot te bouwen, wat gezien wordt als werk, en dat is streng verboden in Luilekkerland.
De kinderen belanden in de gevangenis, maar het vogeltje weet ze te vinden en laat de kinderen weten dat ze de kaneelstokken waaruit de tralies bestaan op kunnen eten. Daarop ontsnappen de kinderen, nemen wat appels mee en weten op hun vlot terug naar huis te gaan. Eenmaal thuis willen ze hun appels aan hun vader geven, en komen er dan achter dan alle appels in zuiver goud zijn veranderd. En zo leven ze samen nog lang en gelukkig.