Theo Hochwald
Hochwald1983.jpg
Theo Hochwald bij 'zijn' Gijs, 1983
Volledige naam Theo H. Hochwald
Geboren Rotterdam, 25 juli 1918
Overleden Kaatsheuvel, 15 juni 2002
In dienst 1951
Uit dienst 1983
Beroep gastheer en decorateur
Nationaliteit Nederlands
Bekend als de stem van Speeltuin Gijs, het Kinderspoor en enkele sprookjes in de beginjaren
Personen

Theo H. Hochwald (Rotterdam, 25 juli 1918 - Kaatsheuvel, 15 juni 2002) was in de periode 1951-1983 werkzaam bij de Efteling als gastheer en later bij de afdeling Decoratie & Vormgeving.

Carrière

Gastheer en decorateur

Theo Hochwald aan de poort

Hochwald werkte lange tijd als gastheer bij de entree van het park en voerde in de winterperiode allerhande klussen uit. Later maakte Hochwald de overstap naar de decoratiewerkplaats. Hochwald heeft schildersopleiding gevolgd, maar leerde het decoratievak ter plekke in de werkplaats naast leermeester Gerrit Smits.

Decoreren van reiziger voor het Kinderspoor

Hochwald was een manusje-van-alles op de afdeling, waarbij hij naast decoratiewerk ook allerhande onderhoudswerkzaamheden uitvoerde.

Regelmatig kwam Pieck, na afloop van de wekelijkse op woensdagmiddag gehouden besprekingen in de Efteling, poolshoogte nemen de werkplaatsen. Pieck liet dan enthousiast aan Hochwald zien wat hij voorafgaande week had ontworpen. Zo was Theo vaak al vroeg op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het park. Uit de contacten met Pieck ontstond een vriendschap waardoor Theo Hochwald bij zijn pensionering in 1983, mede namens de collega's, van Pieck een originele ets kreeg van De Wilg.

Eerste archiefwerk

Hochwald (met barret) tijdens het plaatsen van de Ezel, 1956

Omdat de decoratieafdeling het meeste gebruik maakte van de tekeningen van Anton Pieck, was het Theo Hochwald die de tekeningen (ca. 1400 stuks) onder zijn beheer had en ze één voor één catalogiseerde in een ringband. Wanneer er een vouwtje kwam in een tekening nam hij theedoek en strijkijzer en streek de tekeningen weer helemaal glad. Theo's handschrift is nog op diverse tekeningen onder in de hoek terug te vinden, waar hij het nummer van de tekening vermeldde (een voorbeeld is terug te vinden op blz. 4 van Kroniek van een Sprookje).

Theo Hochwald (l) in de werkplaats, 1975

In 1982 zijn diverse originele tekeningen van Anton Pieck tentoongesteld tijdens de Eftelingmanifestatie "De Efteling - Gisteren, vandaag en morgen" (een expositie waarbij Hochwald Eftelingliefhebber en zijn latere biograaf Bram van Binnendijk ontmoet). De originele tekeningen, die voor dat ene weekend waren verzekerd voor ƒ 2 miljoen, werden de maandag erop per abuis gedeponeerd in de kelders van het Spookslot. Bijna twee jaar later - Hochwald was inmiddels met pensioen - werden de door schimmel en vocht gehavende tekeningen bij toeval door een medewerker ontdekt. Tegenwoordig wordt het Eftelingarchief, waaronder de tekeningen van Pieck, beheerd door Gerrie van Dongen.

Stem


Hochwald als Oosterse Geest

Vanwege zijn bijzondere en niet-Brabantse stemklank, heeft Theo Hochwald de eerste Holle Bolle Gijs, Speeltuin Gijs ingesproken. Ook was hij oorspronkelijk de verteller bij Roodkapje, en vermoedelijk ook de eerste inspreker van Kleine Boodschap. Op al deze plekken is hij inmiddels vervangen door andere stemmen. Hij sprak ook nog het verhaal in van Doornroosje, maar deze is in het park nooit gebruikt. In 1977 kon men Theo's stem beluisteren bij het beeld van de Oosterse Geest die het in 1978 te openen Spookslot aankondigde.

Vandaag de dag is hij in de Efteling nog te horen op twee locaties. Hij is bij het Kinderspoor te horen in het station: "Per coupé mogen slechts twee kinderen mee. Stoppen en botsen is verboden. Rijd de tweede keer, het station laaaang-zaam binnen." Daarnaast is hij in Fata Morgana de stem van de tapijtverkoper in de Tweede Marktscène. Wanneer de boot voorbijvaart roept hij de bezoekers boos in het Arabisch toe: "Maza koeloe liabeia-zarabie lahoem" wat zoiets betekent als: "Wat moet ik nog meer zeggen om die tapijten aan hen te verkopen?!"

Poppenkast

Hochwald schreef en speelde diverse verhalen voor de Poppenkast op het Anton Pieckplein. Ook sprak hij, met diverse stemmen, het poppenkastspel in op band. Bekend zijn Het geheim van de Lange Nek, Betsy Spinnekop, Het Elfje zonder vleugels en Het geheim van de Bruidstaart. Het laatste stuk is geschreven ter gelegenheid van de bruiloft van een parkgast.

Toneelspel

Hochwald, verkleed als Fakir voor de opening van de Indische Waterlelies

Ook voor incidentele festiviteiten werd dikwijls een beroep gedaan op Theo Hochwald. Vanwege zijn toneelervaring (eerst als acteur, later als regisseur) bij de Kaatsheuvelse toneelvereniging Ons Onderling Genoegen, speelde hij in 1966 de fakir die de gasten, waaronder de ambassadeur van België, toesprak bij de opening van de Indische Waterlelies. Ter gelegenheid van de 80e verjaardag van Anton Pieck vond er in de Efteling een Breugheliaans feest plaats. Bij die gelegenheid was Hochwald koetsier om de gasten te rijden. Met het tweespan reed Hochwald langs het podium waarop Anton Pieck met zijn vrouw en vele gasten hadden plaatsgenomen. Hochwald, die tijdens zijn militaire diensttijd bij het regiment Huzaren was ingedeeld, bracht het eresaluut met de zweep, zoals dat ook op Prinsjesdag gebeurt. Anton Pieck herkende de groet direct, stond op en applaudisseerde.

Uitbeeldingen voor Fata Morgana

Om de bewegingstechnieken van de poppen in de in 1986 te openen attractie Fata Morgana zo levensecht mogelijk uit te beelden, heeft Hochwald bijna alle poppen uit de attractie één voor één voor de camera uitgebeeld. Alleen voor het uitbeelden van de danseressen bij de Pasja heeft hij bedankt.

In de media

Hochwald wordt geïnterviewd in de documentaire over Peter Reijnders Van Film tot Sprookje uit 1990. In 2022 verscheen het boek Herinneringen aan Theo Hochwald, waarin de vroege geschiedenis van de Efteling wordt verteld aan de hand van de ervaringen en archiefmateriaal van Hochwald.

Verwijzingen
  • Kabouter Krabbel via Wikipedia met bron 'Documentariaat De Efteling'
  • Pieck Spieghel, uitgave Anton Pieckclub, 6e jaargang nr. 1A, 19 april 1985