Illustratie van Anton Pieck voor De Sprookjes van Grimm.

De jongen die op reis ging om het griezelen te leren (ook bekend onder andere namen als De jongen die wilde leren griezelen, Sprookje van iemand die erop uittrok om te leren griezelen, De man die niet kon griezelen of Jan Zondervrees) is een sprookje over een jongen die niet weet wat griezelen is en vastberaden is om dat te leren, maar tijdens zijn reis weet hij vooral anderen tot wanhoop te drijven. Aan het eind van het sprookje, als de jongen trouwt met een prinses, weet zijn vrouw hem aan het griezelen te krijgen. Het werd verzameld door de gebroeders Grimm voor hun Kinder- und Hausmärchen. Het is daarin bekend onder de officiële titel "Märchen von einem, der auszog, das Fürchten zu lernen".

Het verhaal wordt in de Efteling niet uitgebeeld, maar staat wel op de negende elpee met sprookjes van CNR, Spoken op de Efteling. In het boek Meer Sprookjes van de Efteling, waarin wel meer sprookjes staan die niet in de Efteling staan uitgebeeld, is het sprookje opgenomen onder de titel De jongen die het griezelen wilde leren.

Het verhaal was de basis voor een idee van Peter Reijnders voor een attractie die nooit tot uitvoering zou komen. Hierin zouden bedden dienst doen als transportsysteem.

In de Efteling

Over de plannen voor een attractie gebaseerd op het sprookje is weinig bekend, behalve dan dat Peter Reijnders graag bedden zou willen zien als vervoermiddel van een achtbaan. In de biografie van Peter Reijnders lezen we dat Reijnders met het idee loopt voor een permanente achtbaan. In zijn agenda uit 1957 staat het idee beschreven naast andere toekomstplannen. Op pagina 43 van de biografie lezen we over de achtbaan:

Deze laatste zou gebouwd moeten worden in de vorm van een spookkasteel met landerijen in de geest van het sprookje "De man die niet kon griezelen" van Grimm. Om het visueel nog sensationeler te maken zouden de normale achtbaanwagentjes vervangen moeten worden door rijdende bedden. In feite was Peter Reijnders zijn tijd ver vooruit.

De plannen voor een achtbaan en spookhuis hebben lang de gemoederen geraakt op de burelen van de Efteling. We zien het idee terugkeren bij de projecten Heksenkelder, Heksenketel en het A-veld. Volgens Kroniek van een Sprookje werd in september 1968 door de Efteling een achtbaan voor ƒ 22.500,- gekocht, die vervolgens weggeroest is in een opslagplaats. Het is niet duidelijk of deze achtbaan Reijnders' idee van elf jaar eerder had moeten verbeelden.

Het spookhuis werd uiteindelijk in 1978 geopend als het Spookslot en een achtbaan in het donker opende in 1998 als Vogel Rok. Geen van beide kennen rijdende bedden.

Het sprookje

Oorsprong

Het sprookje is gebaseerd op twee verhalen, een uit de Duitse staat Mecklenburg en een uit Zwehrn in Hessen, waarschijnlijk van Dorothea Viehmann. In de eerste druk van Kinder- und Hausmärchen heette dit sprookje "Gut Kegel- und Kartenspiel". Het begint met het aanbod van de koning om zijn dochter te winnen toen ze 14 werd en bevatte de griezelverhalen uit het kasteel, maar niet het motief van het leren griezelen. De held is hier ook geen domoor, maar een arme dappere jongeman die het wel wil proberen. Het volledige verhaal werd gepubliceerd in het tijdschrift "Wünschelruthe Nr. 4" in 1818, en een jaar later verscheen het in de tweede editie van Kinder- und Hausmärchen uit 1819 met de nieuwe titel.

Samenvatting

Een vader had twee zonen. De jongste, toen hij door zijn vader werd gevraagd wat hij zou willen leren om zijn brood te verdienen, zei dat hij graag zou leren griezelen. Een koster vertelde de vader dat hij de jongen dat kon leren. Nadat hij hem leerde om de kerkbel te luiden, stuurde hij hem op een nacht er op uit om de klok om middernacht te luiden. De koster verkleedde zich als spook en kwam achter hem aan. Toen de jongen de witte gedaante zag eiste hij een verklaring. Toen de koster niet antwoordde, stootte de jongen hem van de trap. De koster brak zijn been en de jongen werd ontslagen.

Z'n vader zet hem daarop het huis uit, zodat de jongen op reis ging om zelf te leren hoe te griezelen. Overal waar hij kwam klaagde hij: "Kon ik maar griezelen!" Een man hoorde dat en adviseerde hem om die nacht onder de galgen te blijven, waar zeven mannen hangen. Hij deed het en maakte een vuur voor de nacht. Toen de opgehangen lichamen in de wind gingen schudden, dacht hij dat ze het koud hadden. Hij haalde ze naar beneden en zette ze dicht bij zijn vuur. Hun kleding vatte daarop vlam. De jongen, geërgerd door hun onzorgvuldigheid, hing ze toen terug aan de galgen.

De jongen trok daarna naar een herberg, waar de waard hem vertelde dat als hij wilde weten hoe je moet griezelen, hij een bezoek zou moeten brengen aan het kasteel iets verderop. Als hij daar drie nachten op rij kon blijven, kon hij leren griezelen, evenals de prinses trouwen en alle rijke schatten van het kasteel winnen. Veel mannen hadden het al geprobeerd, maar niemand was het nog gelukt. De jongen accepteerde de uitdaging en ging naar de koning. De koning ging akkoord en vertelde hem dat hij drie dingen naar het kasteel met zich mee mocht nemen. De jongen vroeg om een vuur, een draaibank en een snijplank met een mes.

Tijdens de eerste nacht, toen de jongen in zijn kamer zat, klonken er twee stemmen uit de hoek van de kamer en klaagden over de kou. De onbevreesde jongen beweerde dat de stemmen stom waren om zich niet bij het vuur te warmen. Plotseling sprongen twee zwarte katten uit de hoek en stelden voor te gaan kaarten. De jongen overviel de katten en hield ze vast met de snijplank en het mes. Uit alle hoeken kwamen toen zwarte katten en wilde honden op hem af, maar de jongen vocht en vermoordde elk van hen met zijn mes. Uit de duisternis verscheen toen een bed. Moe ging de jongen er op liggen, maar het begon te rijden door het kasteel. Nog steeds niet bang, drong de jongen erop aan om sneller te gaan. Het bed kantelde toen ondersteboven, boven op hem. De jongen gooide het bed daarop opzij, pakte de dekens en sliep tot de ochtend naast het vuur.

Toen de jongen voor zijn tweede nacht in het kasteel kwam, viel de helft van een man neer door de schoorsteen. Nog steeds niet bang schreeuwde de jongen door de schoorsteen waar de andere helft was. De andere helft viel door de schoorsteen ​en herenigde zich met de rest. Daarna volgden meer mannen, met schedels en beenderen om mee te kegelen. De geamuseerde jongen vormde de schedels in betere ballen met zijn draaibank en speelde tot middernacht mee met de mannen, die toen verdwenen in het niets.

Op de derde en laatste nacht in het kasteel hoorde de jongen een vreemd geluid. Zes mannen kwamen zijn kamer binnen met een kist. De jongen was niet bang, maar verward, toen hij zag dat in de kist het lichaam lag van zijn eigen gestorven neef. Hij probeerde het lichaam te verwarmen, maar het kwam tot leven, en dreigde hem de keel dicht te knijpen. De jongen, boos om de ondankbaarheid, sloot snel de kist. Een oude man met een lange baard die het geluid hoorde, kwam op de jongen af. Hij beweerde dat hij met een bijl een aambeeld met één slag de grond in kon slaan. De oude man bracht hem naar de kelder en toen pakte de jongen de bijl, doorkliefde het aambeeld met één houw en klemde daarbij de baard van de oude man erin vast. De man, wanhopig voor genade, liet de jongen alle schatten in het kasteel zien.

De volgende morgen vertelde de koning de jongen dat hij zijn mooie dochter mocht trouwen. De jongen ging daarmee akkoord, maar was nog steeds niet in staat om te griezelen. Na de huwelijksvoltrekking ergerde de vrouw zich aan het geklaag van haar man die maar bleef mopperen dat hij niet kon griezelen. Een kamermeisje wist de oplossing. Zij ging naar buiten naar de beek die door de tuin stroomde en liet daar een hele emmer vol grondels uit ophalen. 's Nachts als de jonge koning sliep, moest zijn vrouw de deken wegtrekken en de emmer koud water vol kleine visjes over hem uitgieten. De man werd verschrikt wakker en riep: "Nu weet ik wat griezelen is."

In de Eftelingse media

In boeken

Als luistersprookje

De elpee 'Spoken op de Efteling - deel 9'
  • "De jongen die op reis ging om griezelen te leren" is het laatste Grimm-sprookje dat tot hoorspel bewerkt werd door CNR en de Efteling en verscheen exclusief op de elpee Spoken op de Efteling (1978). Het sprookje is een bewerking van Herman Broekhuizen. Het spookhuis aan het eind van het sprookje is hier het Spookslot waarbij hij niet aan het schrikken te krijgen is door de verschillende elementen in de attractie waaronder de doodshoofden in de nis, de grote kaarsenkroon in de ronde zaal en de Oosterse Geest. Ondertussen moet de jongen een liedje zien af te maken van de koning:

Spoken en geesten
en duivels en draken,
kunnen mij nooit
aan het griezelen maken